
Veronica Vasterling was tot 2021 verbonden als universitair hoofddocent metafysica en wijsgerige antropologie aan de filosofische faculteit van Nijmegen, uit hoofde waarvan zij ook onderwijs gaf aan het Instituut voor Genderstudies van deze universiteit. Ze is geboren en getogen in Geleen, waar haar vader als ambtenaar verbonden was aan de Staatsmijnen. Van haar vader, met een socialistische achtergrond, en haar moeder die werkzaam was als onderwijzeres, kreeg ze een gezond wantrouwen mee jegens zittende autoriteiten. Na wat omzwervingen in de VS begon ze in 1976 aan een filosofiestudie aan de Universiteit van Amsterdam, een studie die haar een ultiem gevoel van vrijheid gaf. Haar doctoraalscriptie schreef ze over Heideggers Nietzsche interpretatie. Met een Fulbright beurs studeerde ze daarna enige tijd aan de filosofische faculteit van de Johns Hopkins-universiteit in Baltimore, maar ze kreeg daar last van een teveel aan mannelijke aandacht – zoals haar ook tijdens haar studie in Amsterdam was overkomen. Vanaf 1986 werkte ze op een tijdelijke onderwijsaanstelling aan de Universiteit van Amsterdam. Met een NWO-beurs schreef ze in de jaren daarna haar proefschrift, onder begeleiding van Otto Duintjer en vervolgens Theo de Boer. In die periode verving ze gedurende een bepaalde tijd filosofe Rina van der Haegen in Nijmegen, die na haar tragische vroege overlijden ook door Vasterling werd opgevolgd. In 1993 voltooide ze haar dissertatie getiteld Waarheid en tijd bij Heidegger, waarin ze, met Heidegger, de klassieke metafysica bekritiseerde die uitgaat van het verschil tussen de
contingente verschijningsvormen en de ware, tijdloze universalia daarachter.
Voor Heidegger is Zijn altijd een aanwezig en afwezig worden, kortom een contingent zijn of, nog pregnanter, zijn is tijd. Het menselijk zijn is een Da sein, een er zijn, dat wil zeggen, mensen hebben altijd een besef van zijn, niet alleen van hun eigen bestaan, maar ook van de wereld waarin ze zich bevinden en soms van het zijn überhaupt. Dat zijnsbesef is tegelijk een tijdsbesef. Daarmee is het Zijn ook een tijds-fenomeen: omdat de mens de wereld verstaat en ontsluit vanuit zijn horizon ‘tijdigt’ hij het Zijn. Het perspectief dat het Zijn geen absolute tijdloze essentie is maar verandering, tijd, houdt de contingentie van alle dingen in, inclusief de contingentie en van de waarheid. In zijn colleges uit de jaren twintig van de vorige eeuw gaat Heidegger stap voor stap na hoe het idee dat waarheid een onveranderlijke essentie en ahistorische maatstaf is, in de filosofie is ontstaan.
In haar proefschrift betoogt Vasterling dat Heidegger uiteindelijk vastliep in zijn pogingen om een nieuwe metafysica uit te werken en, wellicht als compensatie of verhulling van dit feit, zich op het nazisme ging oriënteren. Het late werk is een schim van het vroege werk, zo betoogde zij, maar haar insteek werd haar niet in dank afgenomen door de Heideggerianen in haar promotiecommissie. ‘Ik mocht Heidegger niet aanpakken van de gevestigde orde, je mocht als aankomende generatie en jonge vrouw niks zeggen.’ Maar Vasterling liet zich niet weerhouden om zich in het hart van de traditionele filosofie te blijven begeven. ‘De klassieke vraag van de metafysica waarom er überhaupt iets is, in plaats van niets, heeft mij altijd geïntrigeerd, reden waarom ik ook geboeid ben door astronomie en theoretische natuurkunde. Ik wil begrijpen hoe het allemaal in elkaar zit.’
Ze denkt dat haar aversie tegen de klassieke metafysica mede is geïnspireerd door de anti-autoritaire instelling die zij van huis uit had meegekregen: ze kon niet tegen het aplomb van de waarheidsclaims die van dit soort tradities uitgaan. Dit geldt ook voor positivistische wetenschappers die vanuit een sciëntistische tunnelvisie van alles claimen over een werkelijkheid waarover ze nauwelijks nagedacht hebben en waarvan ze nog minder begrijpen. Een voorbeeld zijn voor haar de evolutionair psychologische benaderingen van menselijk gedrag waarin de complexiteit en variabiliteit van dat gedrag gereduceerd en gesimplificeerd worden met behulp van de aanname van verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke hersenen. Zodra we inzoomen op het leven en de ervaring van concrete mensen – in filosofische termen: zodra we een existentialistisch en fenomenologisch perspectief hanteren
– blijkt zo’n vaste sekse-essentie onhoudbaar, aldus Vasterling. De verschillen tussen mannen onderling en tussen vrouwen onderling zijn enorm en hangen samen met tal van factoren.
Vasterling is vanuit haar Heidegger studie blijvend geïnspireerd door de
fenomenologische methode die niet alleen een visie behelst op de aard van het zijn maar ook
een filosofische antropologie, waarin de levenswereld en de ervaringen van mensen centraal
staan. De fenomenologie biedt daarmee een perspectief waarin zittende autoriteiten en eenduidige waarheden plaats moeten maken voor een pluraliteit van geleefde ervaringen. Hannah Arendt, met haar nadruk op politiek als het realiseren van pluraliteit en vrijheid, is een andere en blijvende inspiratiebron voor Vasterling. Tegenover instrumentele opvattingen van politiek, als implementatie van op wetenschap en techniek geënte beleidsoplossing, ontwikkelde Arendt een fenomenologie van het politieke, waarin het vrije handelen en oordelen van mensen centraal staan – een perspectief dat volstrekt afwezig was in de klassieke fenomenologie. In tegenstelling tot het werk van veel filosofen en vakwetenschappers, is Arendts werk niet gebaseerd op, en geïnspireerd door, theorieën van voorgangers, maar door wat ze meegemaakt en gezien heeft in de wereld waarin ze leefde en in directe confrontatie daarmee. Nergens blijkt dat zo duidelijk als in haar twee meest confronterende boeken: die over het totalitarisme in het Europa van de eerste helft van de 20e eeuw en over de berechting van Adolf Eichmann in Jeruzalem. Volgens Vasterling is dit een perspectief waar het feminisme bij kan aanknopen, omdat het uitgaat van de geleefde ervaring die niet individueel of subjectief is, maar intersubjectief en wereld-betrokken. Tegelijk heeft Arendt altijd een verfrissend kritisch oog voor elk ‘isme’ gehad omdat ‘ismes’ de werkelijkheid vaak meer vertekenen dan verklaren.
Jarenlang was Vasterling het enige vrouwelijk staflid aan de Nijmeegse faculteit wijsbegeerte. Dat was niet altijd eenvoudig, omdat mannelijke collega’s veel afstand hielden, ook wanneer er iets georganiseerd werd op het terrein van haar expertise. In de loop der jaren heeft ze veel collega’s, en ook een groot aantal bachelor-, master- en PhD-studenten, geïnspireerd door haar manier van denken, getuige ook het liber amicorum dat voorjaar 2024 is uitgekomen bij Radboud University Press. Ter gelegenheid van haar afscheid is door de Nijmeegse filosofie faculteit recent een Veronica Vasterling fonds ingesteld ter stimulering van diversiteit en inclusie in de filosofie.
De filosofie heeft haar geabsorbeerd, zegt Vasterling. Haar familie maakte zich druk om haar lage salaris maar geld interesseerde haar niet. ‘Ik zou niet weten waaraan ik mijn leven beter had kunnen besteden.’
